FTM

Het is hoog tijd dat we onze blik op de voedselketen verbreden en verder kijken dan de tegenstelling burger-boer en stad-platteland, die het debat over de stikstofcrisis al sinds oktober in onze greep houdt. Herman Lelieveldt wijst erop dat de meeste boeren klem zitten tussen toeleveranciers en afnemers.

Boer Bert uit Kamerik had een idee. Hij was laaiend enthousiast over de manier waarop zijn vrijgevochten Amerikaanse collega Joel Salatin de circulaire landbouw in praktijk brengt. Salatin bedacht mobiele kippenrennen, zodat de kippen achter de koeien aan het land bewerken en zo hun eieren klimaatneutraal kunnen leggen. Dus bouwde Bert  een eigen mobiele Kippenwagen en begon met het leveren van eieren aan een hotel in de buurt en mensen in de omgeving. De kringloop in optima forma, precies zoals minister Schouten het graag ziet.

Maar Bert kreeg bezoek van van de NCAE, de Nederlandse Controle Autoriteit Eieren. Die kwam er achter dat Bert verzuimde zijn eieren te stempelen, en erger: hij had ze niet op maat gesorteerd. Klanten vonden het wel leuk om zo af en toe een wat groter ei met een dubbele dooier in hun doosje te hebben. Maar de regelgever houdt daar niet van: Bert moet sorteren, want hij levert ook aan de horeca en wie dat doet, komt niet in aanmerking voor een vrijstelling. En zo bemoeilijken de regels die stammen uit het tijdperk van de schaalvergroting en een steeds grotere afstand tussen burger en boer, de omslag naar een kleinschaliger landbouw. 

Bert deed zijn verhaal twee weken geleden tijdens een studiedag over natuurinclusieve landbouw. Hij kreeg van de organisatie de ruimte om zijn illegale doosje eieren aan Carola Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, aan te bieden. Schouten was niet zo onder de indruk van het geklaag over de regels, want er was immers een uitzonderingsmogelijkheid en het aanvragen van een vrijstelling kost niet meer dan vijf minuten. Dat zou de omslag naar de kringlooplandbouw dus niet in de wielen moeten rijden.
Nee, wat de omslag echt moeilijk maakt, zo bleek die dag, is de mogelijkheid om een fatsoenlijke boterham over te houden aan het werk als boer. In de systeemwereld van de Haagse departementen heet dat ‘verdienvermogen’. Het valt te prijzen dat Schouten dat probleem onder ogen heeft gezien en een heuse taskforce aan het werk heeft gezet om te zien hoe de omslag naar kringlooplandbouw ook financieel aantrekkelijk is. Die commissie bracht op  een ongelukkig tijdstip haar rapport uit: begin oktober, toen de boeren het Malieveld en de week daarop de provinciehuizen plat liepen.

Maar de boodschap van de taskforce is belangrijk en wordt het best samengevat door deze lelijke zin uit de samenvatting: ‘Er bestaat een dubbel ongelijk speelveld voor Nederlandse kringlooplandbouw zolang negatieve effecten van traditionele landbouw niet beprijsd zijn en zolang er minder strikte eisen gelden in het buitenland.’

Alle ellende komt in die ene zin samen. Anders gaan boeren is duurder dan traditioneel boeren, al helemaal wanneer je ook nog eens je meeste productie over de grens moet zien kwijt te raken. Maar dat is precies de situatie waarin de meeste boeren zich nu bevinden. Het gaat er met andere woorden niet om de Nederlandse consument te overtuigen, maar de Duitse. Tenminste, als je gelooft dat het echt de betalingsbereidheid van de consument is die de sleutel vormt naar een beter verdienvermogen.

Maar het wordt hoog tijd dat we onze blik op de voedselketen verbreden en verder kijken dan de tegenstelling burger-boer en stad-platteland die het debat over de stikstofcrisis al sinds oktober in onze greep houdt. Iemand die dat al langere tijd doet is de Groningse hoogleraar ecologie Han Olff. Op het congres zei hij het klip en klaar: ‘Nederland wordt gegijzeld door een klein aantal grote spelers in de agro-food industrie.’ De begeleidende slide liet de namen zien van de grote toeleveranciers en afnemers in de ketens, zoals aardappelverwerker Avebe, vleesverwerker Van Drie Groep en kipgigant Plukon. Olff merkte terecht op dat de belangen van de boeren en hun afnemers niet parallel lopen. De boer wil zo veel mogelijk marge en dat kan betekenen dat hij juist minder produceert. Maar de toeleveranciers en de verwerkers willen volume: dat drukt de prijs en is efficiënt.

En zo is het in het debat over de toekomst van de landbouw onvermijdelijk om de blik te richten op die grote spelers. Het rapport van de Taskforce geeft mooie plaatjes die laten zien hoe je, bijvoorbeeld als moederdierhouder, klem zit in het treintje tussen toeleverancier en afnemer. Ik sprak laatst zo iemand en hij vertelde dat zijn afnemer hem voorschrijft bij welke leverancier hij zijn voer moet inkopen. Al scheelt dat maar 1 cent per kilo: met de hoeveelheden voer die zo’n bedrijf verstouwt, kan dat het verschil zijn tussen winst en verlies.

Het is geen toeval dat juist deze grote spelers royaal bijdroegen aan de financiering van het boerenprotest. Dit zijn tevens de spelers die blijven inzetten op technische oplossingen van het stikstofprobleem, zoals speciaal krachtvoer. Maar voor de boer en voor de natuur is het veel beter als er eenvoudigweg minder krachtvoer gebruikt wordt. Dat is echter een boodschap die de toeleveranciers niet willen horen, want die kost ze omzet.

Wie de blik richt op deze grote spelers, moet ook kritisch kijken naar alle verdienmodellen die nu voor de boer worden bedacht. Inmiddels zijn er complete concepten met natuurinclusieve KPI’s (Key Performance Indicators), die de boer moeten aanzetten het milieu minder zwaar te belasten. Allemaal leuk en aardig, maar leggen we zo het probleem niet veel te eenzijdig bij de boer neer? Waar halen deze eenpitters – want dat zijn ze vaak – de mens- en denkkracht vandaan om al deze indicatoren mee te nemen in hun bedrijfsvoering, of om een boerderijwinkel te starten, producten op eigen erf te verwerken en een leuke website te bouwen en onderhouden?

Wie echt vooruit wil met het debat over de toekomst van de landbouw, moet zijn blik verbreden en erkennen dat de belabberde financiële positie van de meeste boeren het grootste struikelblok is bij het overschakelen naar de kringlooplandbouw. De boeren kunnen alleen in beweging komen wanneer de grote spelers dat ook doen, en hen zo de lucht en de ruimte geven om meer marge te maken met minder druk op klimaat en milieu. Alleen dan heeft Boer Bert genoeg tijd om zijn eitjes eerst nog even te sorteren voordat hij ze bij de kroeg aflevert.